Ronde van Frankrijk 1995

Statistieken - Rittenoverzicht - Foto's

M'n fiets
Eind april 1994. Voor m'n verjaardag trakteer ik mezelf op een stevige all-round fiets. Niet zomaar een stads- of een race-fiets, maar een stevige hybride, een moderne trekkersfiets. Twee weken later haal ik hem af. Ik koop er nog gauw een computertje bij, want ik ben van plan om vanaf nu mijn fietsprestaties bij te houden.

Amper 2 maanden later heb ik de fietskriebels goed beet. Ik moet en zal rondtrekken met de fiets. Mijn eerste trektocht is kort, maar dat is ook maar een test, om te ervaren hoe leuk het is. Van maandag 4 juli tot en met vrijdag 8 juli 1994 rijd ik via Hoei, Wiltz (Luxemburg), Bouillon en Namen een soort "Ronde van de Ardennen". Vertrek en aankomst liggen thuis, in Kalken (Laarne). Deze eerste tocht is goed voor 603 km, en valt zeer goed mee. Dat moet ik nog doen. Het is na deze fietsweek dat ik plannen opvat om een "droomtocht" te maken: namelijk de "Ronde van Frankrijk", in navolging van mijn vader die vroeger 2 keer naar Lourdes is gereden met de fiets, met vrienden. En het lijkt me wel wat om zo'n unieke reiservaring mee te maken.

Na de zomer van 1994 begin ik me volop voor te bereiden op m'n grote avontuur. Veel lopen en vooral fietsen zijn een must. Langs administratieve kant maak ik enkel reservaties voor m'n overnachtingen, meestal in Jeugdherbergen. Ik wil elke avond immers zeker zijn van een slaapgelegenheid, want tijdens de drukke zomer in Frankrijk weet je nooit. Mijn reisroute is dan al uitgestippeld op diverse gedetailleerde Michelinkaarten. Ik weet op voorhand waar ik zal logeren en hoeveel kilometer ik ongeveer zal rijden per dag. In geval van problemen op het thuisfront weet men mij dus alle dagen te bereiken. Ikzelf zal elke avond tussen 19h00 en 20h00 naar huis bellen en de telefoon 5x laten overgaan. Dat is dan het teken dat met mij alles in orde is.

Als allerlaatste fysieke en technische voorbereiding vertrek ik op woensdag 24 mei nog voor een Ronde van Nederland. Het is lang weekend en heb net de vroegen gehad deze week, dus kan ik 's namiddags reeds vertrekken. Via Bergen op Zoom, Heemskerk, Meppel en Valkenswaard rijd ik rond het Ysselmeer met telkens overnachtingen in één of andere JHB. Zondag, in de vooravond, en met 837 km in de benen, kom ik weer thuis, gelukkig en voldaan omdat alles perfekt is verlopen. Eén lekke band gehad, geen knie-problemen of last van vermoeidheid en 2 ritten van meer dan 200 km (niet evident met enkele kilo's bagage op de fiets).

D - Day

Donderdag 13 juli 1995. Hét moment waar ik maandenlang op zit te wachten is aangebroken: vandaag vertrek ik voor mijn groot avontuur. Een maand lang zal ik - alleen - door Frankrijk fietsen. Ik moet me van niets aantrekken, enkel alle dagen fietsen, op mijn tempo. Mijn verlangen om op reis te vertrekken is zodanig groot dat ik donderdag en vrijdag verlof genomen heb, om vroeger te starten.

M'n fiets en m'n bagage wegen samen 37 kg, tel daarbij mijn eigen gewicht van 75 kg bij, en die som leert ons dat ik dus 112 kg moet voortduwen. Maar ik heb volledig vertrouwen in m'n eigen kunnen en ben er 100% klaar voor, ook dankzij m'n 6.200 trainingskilometers.

Iets na negen uur is het zover: ik vertrek thuis en rijd zuidwaarts, richting Doornik. In mijn planning voorzie ik geen te lange dagafstanden: ik wil immers rustig rijden, genieten van mijn inspanningen en de - op vele plaatsen - prachtige natuurlijke omgevingen. Na 134 km kom ik aan op m'n eerste bestemming, in Arras. Het is nog maar half vier, en in afwachting dat de herberg opent, fiets ik wat rond in het oude maar prachtige stadscentrum. Op het grote marktplein wordt volop geoefend voor het defilé van morgen. Het is dan immers Franse Nationale feestdag: "Le 14 Juillet".

Problemen

Die 14e juli zet ik m'n reis verder, met één groot probleem: ik wil vanavond namelijk overnachten in Dieppe, aan de kust. Mijn probleem is nu echter dat ik er nergens een kamer heb kunnen boeken op voorhand. In de goede hoop ter plaatse logement te vinden, vertrek ik toch naar Dieppe.
Kampvuur op Le 14 Juillet
Mijn rit vandaag valt grotendeels tegen. 's Morgens loopt alles nog op wieltjes, maar iets vóór de middag komt er een zware tegenwind opzetten, donkere wolken stapelen zich op, gevolgd door een helse regenbui. Er vallen hagelstenen zo groot als knikkers. Het is onmenselijk om door zo'n weer te rijden en ben verplicht een tijdje te schuilen.

Rond 17.00 uur kom ik aan in Dieppe, kletsnat. Op het Office de Tourisme kan niemand me aan een overnachting helpen. Gedurende bijna 2 uren rijd ik zelf de stad rond om in alle hotels die ik tegenkom te gaan informeren, zonder resultaat. Alles is effektief volzet. Daar sta ik dan - weliswaar reeds opgedroogd -, maar nog steeds zonder logement, en het is bijna 19.00 uur. Ik beslis mijn baan verder te zetten naar mijn volgende bestemming, in de hoop onderweg nog een hotelletje tegen te komen. Nog maar net ben ik vertrokken uit Dieppe, of het begint alweer te regenen. Tot overmaat van ramp krijg ik nog een lekke band achteraan. Op dit ogenblik zit ik tamelijk in de put en vraag me af waaraan ik ben begonnen. Na m'n band te hebben geplakt, kom ik (gelukkig) al snel een Chambre d'Hôte tegen in Catteville (het is dan al kwart na acht). Die blijkt eigenlijk ook volzet, maar de vrouw des huizes heeft medelijden met me, en ze biedt me de sofa aan in de living, die kan opengevouwen worden tot een bed. Voor mij is dat ruim voldoende natuurlijk; ik ben al blij dat ik een dak boven m'n hoofd heb. Die tegenvallende dag heeft eigenlijk nog een happy end: na me te hebben verfrist mag ik mee aanschuiven aan de barbeque die het gastgezin organiseert voor familie en vrienden uit de buurt. Het wordt de mooiste avond van mijn reis: veel eten en drinken, zingen en dansen rond een groot kampvuur, en plezier maken met de aanwezige gasten. Die mensen hebben zelfs de Brabançonne liggen, die we dan ook enkele malen zingen, ter gelegenheid van mijn bezoek.

"The day after" valt nog binnen de perken, geen houten kop of zo, en de benen willen ook nog mee. Natuurlijk heb ik niet overdreven in het drinken van wijn, maar de glaasjes werden altijd snel bijgevuld, en ik kon moeilijk weigeren hé?

Vandaag is de op één na langste rit van mijn reis: 178 km tot in Caen. Maar de dag begint slecht wanneer ik na amper 5 km weer een lekke band heb. Dat zijn zaken die je als fietser niet kan vermijden en moet leren accepteren.

En daar is dan de Pont de Normandie. Als fietser is het echter niet evident om de juiste weg te vinden naar de brug, in het havengebied van Le Havre. Ik kom 5 wielertoeristen tegen die ook niet weten welke kant ze uit moeten. Wanneer we geen fietspad vinden dat naar de brug leidt, rijden we in groep langs de autoweg. Aan het begin van de eigenlijke Pont de Normandie is dan plots wel weer een fietspad, waar we ons toch een stuk veiliger voelen. Mijn medefietsers rijden ook naar Caen, dus voeg ik me bij hun groepje. Dat valt enorm mee omdat ze meestal langs kleine binnenwegen hun weg zoeken, zodat we de drukke hoofdwegen vermijden.

Bizar dorpje

Zondag 16 en maandag 17 juli zijn kalme dagen waar alles vlot verloopt. Onderweg naar Le Mans merk ik op de landkaart een klein dorpje op dat "Le Cercueil" heet, letterlijk vertaald "de doodskist". Voor de naam alleen wil ik wel eens dat dorpje zien. Maar wat blijkt? Nergens is er een levende ziel te bespeuren (zou dat met de naam van het dorp te maken hebben?), en voor ik het weet rijd ik het dorp weer uit.

Dat ik zo'n rare naam van een dorpje tegenkom, is te danken aan het feit dat ik meer langs de kleinere routes départementales rijd, en dat ik de (meestal) kortere routes nationales links laat liggen. Ze leveren me veel meer rijplezier dan die grote, drukke en gevaarlijke wegen waar je als fietser voortdurend moet opletten om niet onder een wagen terecht te komen, en dat simpelweg omdat er geen fietspaden liggen. Doordat ik nu minder op het verkeer moet letten, valt het me op wat een prachtige streek er rond Poitiers ligt. Het meest in het oog springend zijn vooral de grote zonnebloemvelden. Kilometers lang zie ik enkel die bloemen. Schitterend gewoon!

Futuroscope

Futuroscope in Poitiers
Dag 6. Vandaag kom ik aan in Poitiers. Hier heb ik een rustdag ingelast omdat ik de Futuroscope wil bezoeken. Hoewel ik de mogelijkheid heb om vanuit de JHB een bus te nemen naar het park, verkies ik toch mijn fiets. "Als ik de ronde van Frankrijk doe met de fiets, dan wil ik ook overal met de fiets naar toe", redeneer ik bij mezelf. Dus rijd ik op m'n rustdag nog eens 34 km heen en weer van de herberg naar het park.

Het bezoek aan de Futuroscope bevalt me zeer goed. Eerst 145 FF betalen en dan een ganse dag rondlopen in "de toekomst". De gebouwen zijn zeer futuristisch opgetrokken en ogen spectaculair. In de diverse zalen zijn films te bezichtigen die allemaal iets speciaal te bieden hebben. Zo heb je een zaal waar 850 grote TV-schermen voor een immense beeldmuur zorgen (Pavillon de la Vienne), een zaal met twee schermen van 700 m² - één vóór je en één onder je zetel (Tapis Magique), een zaal waar je zetel beweegt op het ritme van de acties in de film (Cinéma Dynamique), enz... Dit is een ideale ontspanningsdag! Tijdens de zomermaanden wordt er elke avond een grote lasershow gegeven aan de Kinémax, het opvallendste gebouw in het park. Maar door het late uur van de voorstelling kan ik dat spektakel niet meer bijwonen. Jammer, want ik denk dat het zeker en vast de moeite waard is.

Hoe verder ik de volgende dagen trek, hoe warmer het wordt, maar vooral hoe mooier de natuur. Wanneer ik St. Junien bereik, is het 36°C, drukkend warm. Eerst verfris ik me eventjes in de JHB, om dan het dorpje te gaan verkennen. Enkele oudjes die pétanque aan het spelen zijn op het dorpsplein merken mijn interesse voor de sport en ik mag prompt meespelen. Wat een gastvrijheid!

Na de relatief vlakke ritten de voorbije dagen, beginnen nu ook wat meer hellinkjes in mijn trajekt te komen (Centraal Massief), en daar ben ik zeker niet rouwig om. Het meest geniet ik immers van een vlakke rit met wind in de rug, en op de tweede plaats mag men mij gerust een zware helling of een col voorschotelen.

De schoonheid van de flora in de streek verbaast me, maar ook het feit hoe de vele aquaducten in de natuur zijn "ingebouwd" als het ware. Die menging van kunst en natuur levert warempel prachtige beelden op.

Dagje rust in Carnon-Plage
Inmiddels zijn we reeds maandag de 24e juli en kom ik aan in Montpellier. Hier heb ik ook een rustdag. Een vriend van me (Karel), is namelijk op vakantie in Carnon-Plage, een kleine 15 km van Montpellier, gelegen aan de kust. Als alles volgens schema verloopt zal ik hem morgen opzoeken in het strandhuis dat hij hier met zijn vriendin en een vriend huurt. Maar wanneer ik hem tegen de middag kom opzoeken, is de vogel al gaan vliegen. Volgens de vriend die achtergebleven is (Wim), vond Karel het hier veel te warm, en is hij vroegtijdig teruggekeerd naar België. Voor mij niet gelaten natuurlijk, dan breng ik de dag maar door met Wim, die toevallig ook van Laarne is. En trouwens, een dagje luieren op strand en in de zon is ook welkom.

De Camargue

En dan op naar mijn volgende doel. Het eerste heb ik al achter de rug: de Futuroscope. Mijn tweede "ding" dat ik zeker wil zien in Frankrijk, is de Camargue. Vanuit Montpellier vertrek ik weer richting Carnon-Plage, om dan via la Grande Motte en Aigues-Mortes naar Saintes Maries-de-la-Mer te rijden. Van daaruit volg ik een aarden dijk - vol stenen en putten - tot ik aan het Etang de Vaccarès kom, om dan mijn weg richting Arles te vervolgen. De hele dag is het afzien in de hitte, nergens een plekje schaduw te bespeuren, en de zon blijft maar branden. Het is alsof ik in de woestijn rijd. Maar het meest van al vrees ik om lek te rijden, want met die barslechte dijkweg is dat elk ogenblik mogelijk. En vermits de dijk enkel toegankelijk is voor fietsers of wandelaars, moet je het echt treffen om nog iemand tegen te komen die je eventueel kan helpen bij één of ander mechanisch defect. Gelukkig houdt m'n fiets het op die kwade weg goed uit.

Verdon en Côte d'Azur

Canyon du Verdon
In plaats van uit Arles verder te rijden langs de kust, via Marseille en Toulon naar de Côte d'Azur, volg ik op aanraden van een kennis, de weg naar Manosque (80 km ten noorden van Toulon) en Moustiers-Ste.-Marie naar la Palud-sur-Verdon, aan de Grand Canyon du Verdon. En het zicht dat ik daar voorgeschoteld krijg is niet onder woorden te brengen. De aanloop naar de canyon, en de rit die ik maak langs de boorden van de ravijn zijn adembenemend mooi. Ik durf zelfs zeggen dat deze bescheiden canyon in zijn geheel (met flora), mooier is dan de indrukwekkende Grand Canyon in Arizona (deze bezocht ik tijdens m'n vakantie in de States in 1996). De Grand Canyon is natuurlijk wel de grootste en meest impressionante in zijn soort, maar is niet zo kleurrijk als zijn kleine broer in Frankrijk, die veel bosrijker is. Soit, ik heb al kippevel wanneer ik zicht krijg op het Lac de Ste. Croix, met z'n appelblauwzeegroene water. Een groot deel van de Verdon is blijkbaar zeer populair bij de watersporters. Je kan hier zwemmen en varen, waterplezier beleven à volonté.

Van deze prachtige uitzichten geniet ik intens. Het is ook afzien natuurlijk, want er moet geklommen worden, maar door die natuurlijke pracht vergeet je al gauw je zware benen. In afwachting dat de JHB open gaat, volg ik die namiddag een toeristische route van 24 km langsheen de ravijn. Gewoonweg prachtig!

Zaterdag 29 juli. Ik laat me terugzakken naar de Côte d'Azur, richting Fréjus, om het 4 dagen kalmpjes aan te doen. Wanneer ik echter in Fréjus onderweg ben naar de JHB, kan ik m'n ogen bijna niet geloven. Voor een rood licht staat een rode Audi met Belgische nummerplaat. De inzittenden merken me op en beginnen te zwaaien: het zijn m'n ouders en broer. Van een verrassing gesproken! Ze komen me zomaar eens opzoeken om te zien hoe het met me gaat. 's Avonds gaan we samen eten en praten we bij.

Op terras in St. Tropez
De volgende dag bezoeken we St. Tropez. Mijn bedoeling is immers om de ganse Azurekust af te rijden, van St. Tropez tot Monaco. Mijn ouders willen dat ik meerijd met de wagen, maar ik laat me niet ompraten: ik wil en zal alles met de fiets doen, ook deze 80 km heen en weer naar St. Tropez. We spreken af dat ze net vóór het binnenrijden van het stadje op me wachten. De rest van de dag kuieren we door de straten van de beroemde badplaats. We passeren de Gendarmerie en de Quai Jean Jaurès, vooral bekend uit de films van Louis de Funès en z'n bende gendarmen. In de oude haven zijn we daarna iets gaan drinken. Om mijn dorst te lessen bestel ik 1 liter bier. Wanneer we de factuur krijgen moet ik toch even slikken: 420 BFR voor mijn bier alleen! Gelukkig dat we hier geen week op vakantie zijn...

De 31e juli vertrekt m'n familie weer naar huis. Ik profiteer ervan om wat gerief mee te geven: enkele filmrolletjes, landkaarten die overbodig geworden zijn en tenslotte nog wat kleren die ik teveel meeheb. Dat is al wat gewicht minder wanneer ik de Alpen in trek.

Op m'n gemakje trek ik dan verder van Fréjus langs de kustlijn naar Cannes en Antibes, om zo in Nice toe te komen. Daar ontdek ik de prestigieuze Promenade des Anglais en het beroemde keienstrand.

Omdat de nieuwe achterband die ik thuis vóór m'n vertrek gemonteerd heb, na 2.309 km bijna versleten is, moet ik in Nice een nieuwe band zoeken. Dat blijkt niet gemakkelijk te zijn, vermits de Franse maten verschillend zijn met de Belgische en Nederlandse fietsmaten. In de vierde fietswinkel die ik binnenstap heb ik dan toch prijs, en koop een nieuwe band die me 654 BFR kost. Met het oog op m'n veiligheid bij eventuele regen in de Alpen, heb ik liever dat m'n fiets kompleet in orde is, de banden incluis.

Tijdens mijn rustdag in Nice rijd ik nog eventjes naar Monaco, om daar ook eens geweest te zijn! Nog geen 10 minuten ben ik op het Monegaskische grondgebied, of er komt al een politie-agent op me afgestapt. Ik rijd namelijk in m'n bloot bovenlichaam rond, wat blijkbaar verboden is. "Je mag je enkel zo vertonen op het strand, maar niet op de openbare weg" vertelt de agent me. Als voorbeeldige toerist trek ik dan maar m'n T-shirt aan, om daarna het mini-vorstendom rond te rijden en het Casino, het Prinselijk Paleis, het Stade Louis II en de prachtige yachten in de haven te gaan bezichtigen.

De Alpen

Beklimming van Col de la Cayolle
Vanaf vandaag, woensdag 2 augustus, ben ik 4 dagen zoet met m'n vijfde en laatste grote doel in Frankrijk, de Alpen. Eens ik daar over ben heb ik alles gezien wat ik wilde zien op m'n vakantie: de Futuroscope, de Camargue, de Canyon van de Verdon, de Côte d'Azur, en nu de Alpen.

Omdat ik totaal geen idee heb hoe ik de Alpen zal verteren, heb ik in m'n planning voor deze eerste bergrit amper 80 km voorzien. Maar wanneer ik rond 14.00 uur reeds aan mijn hotel toekom (waar ik een kamer heb voorbehouden), vind ik het te vroeg om al te stoppen en beslis verder te rijden. De bazin van het hotel heeft begrip voor m'n situatie en laat me zonder meer m'n reis verder zetten. Anderhalf uur later bereikt ik Guillaumes, waar ik tamelijk snel een overnachtingsplaats vind.

Tijdens m'n tweede Alpendag kan ik dan eindelijk voor het eerst in m'n leven een echte "col" beklimmen. Die komt er na een kleine 32 km: de Col de la Cayolle, 2.327 m hoog.

Zo'n col beklimmen vind ik boeiend. Wanneer ik het zweet van m'n gezicht voel druppen, en dat gebeurt met liters in deze zomerse omstandigheden, vraag ik me af: "Waarom in godsnaam doe ik dat toch? Welk plezier heb ik hieraan?" En het antwoord op die vragen ligt telkens bovenaan op de col. Het feit dat je boven geraakt en het prachtige uitzicht dat je krijgt, geven je telkens een enorme zelfvoldoening. Door je zoveel in te spannen en af te zien, sta je boven op de top, en kun je zeggen: "Hier ben ik. Ik heb het weer eens gehaald!"

Een niet te onderschatten element in het plezier van cols te beklimmen is natuurlijk de - soms gevaarlijke - afdaling die volgt. In vele gevallen ben ik, als wielertoerist met nog ongeveer 18 kg bagage achterop de fiets, sneller terug aan de voet van een col dan vele wagens. Om de wagens op kleine rechte afdalingen, en zelfs in haarspeldbochten voorbij te steken, geeft een fantastisch gevoel. Hier spreek ik dan over snelheden die oplopen tot over de 70 km/u. Enige nadeel is: je remblokjes slijten ongelofelijk vlug!!

Van de Col de la Cayolle gaat het dan in dalende lijn naar Barcelonnette, om wat verder in Jausiers te overnachten. Maar vermits het nog maar 13.15 uur is, zoek ik op de landkaart een col in de buurt, om wat te "trainen". Dat "trainingsparcours" ligt snel vast: de Col de la Bonnette ligt op 24 km klimmen van Jausiers. Na een lichte maaltijd laat ik mijn bagage achter in de JHB, en begin aan de klim. Ongeveer halfweg krijg ik het echter lastig; even dreig ik een appelflauwte te krijgen. Gelukkig heb ik fruit en drank mee die me er weer bovenop helpen. "Terugkeren zou de beste oplossing zijn" denk ik, maar toch zet ik voort. De top moet ik bereiken, koste wat kost! De uitputting nabij bereik ik eindelijk de top van de "hoogste weg van Europa", op 2.802 m. Er stond zelfs een klein kraampje waar je kon eten en drinken (sandwichen en frisdrank). Voor de eigenlijke top van de col moet je te voet nog 60 m hoger klimmen. Maar het uitzicht is prachtig.

Wat me vandaag ook opvalt, is het merkbare verschil in temperatuur op de verscheidene hoogtes. Ondanks het zonnige weer is het boven de 2.000 m heel wat frisser dan beneden in de dalen. Ik sta er van versteld dat het verschil zo voelbaar is.

De derde dag in de Alpen is alweer goed voor 2 cols boven de 2.000 m: eerst de Col de Vars (2.111m), na 50 km gevolgd door de Col d'Izoard (2.360m). Het zijn mijn derde en tweede zwaarste cols van mijn reis. De stijgingspercentages bedragen gemiddeld 8% voor de eerste, en 8,2% voor de tweede col. En telkens weer doet het ongelofelijk veel deugd de top van een col te bereiken, om dan - nogmaals - te genieten van het wondermooie uitzicht. Na een rit van 104 km kom ik dan aan in het zo populaire ski-oord Serre Chevalier, even voorbij Briançon.

Col du Galibier
Inmiddels zijn we reeds zaterdag 5 augustus, en vandaag rijd ik mijn vierde en laatste dag in het gebergte. Ik begin met de Col du Lautaret (2.058 m) die in feite niet zeer steil is (een percentage van amper 4,8% de laatste 7 km), maar uiteindelijk is het toch een col hé! Zonder moeite kom ik boven, en dan valt mijn oog op een welgekende naam uit de Tour, nl. de Galibier. In mijn routeplanning heb ik niet voorzien om de Col du Galibier te beklimmen, maar nu ik hier ben, waarom zou ik hem dan ook niet oprijden? En zo geschiedt dus. Het is een klim van 7,5 km met enkele stukken die meer dan 12% stijgen. Na een half uurtje pauze op de 2.640 m hoge col, daal ik langs dezelfde weg terug naar de Lautaret. Dat moet omdat, indien ik over de Galibier zou rijden, ik veel te ver zou afwijken van mijn reisroute.

Terug aangekomen op de Lautaret, begint een afdaling van een kleine 40 km naar le Bourg-d'Oisans, waartussen 1.339 m hoogteverschil zit. Onderweg passeer ik de Barrage du Chambon, en even twijfel ik om ook de klim naar Les Deux Alpes te wagen, maar met l'Alpe d'Huez in het achterhoofd, doe ik dat wijselijk niet. Ik wil mijn reis volledig uitrijden, dus moet ik hier niets forceren. Met toch wat spijt in het hart laat ik, de volgens mij niet al te zware col, links liggen.

Een kleine 14 km verder ligt dan eindelijk de col die elke wielerliefhebber eens wil beklimmen: l'Alpe d'Huez, amper 1.860 m hoog, maar met een stijgingspercentage van gemiddeld 8,8% de steilste die ik deze reis zal oprijden. Wanneer ik me aan de klim voorbereid, rijdt een peloton Nederlandse wielertoeristen me voorbij, gevolgd door een busje met hun bagage. Ze verdwijnen net achter de eerste bocht als ik vertrek. Ik wil per se bij die Hollanders geraken, wat me tot m'n eigen verbazing vrij snel lukt. Eventjes blijf ik in het wiel hangen van de hekkesluiter, maar wanneer ik dat tempo te traag vind, ga ik hem zonder pardon voorbij. De groep is intussen verscheurd, en ik blijf jagen op diegenen die vóór mij rijden. Telkens ik er eentje te pakken heb, probeert die wel in mijn wiel te blijven, maar dat duurt nooit lang. Eigenlijk heb ik er wel plezier in. Ik, met m'n zware trekkersfiets en ongeveer 18 kg bagage achterop, rijd die wielertoeristen met lichte koersfiets gewoon uit het wiel.

Eerlijkheidshalve voeg ik er wel aan toe dat ik natuurlijk niet iedereen kon bijhalen. Eén derde van de groep, schat ik, kan mij voor blijven. Dat zijn allicht al de betere fietsers van de bende.

Ondertussen ben ik bijna boven, en worden de geschilderde aanmoedigingen op straat steeds talrijker. Ik word er stil van en krijg kippevel. Het doet me werkelijk iets om daar in de wereldberoemde haarspeldbochten te rijden, waar alle grote wielrenners hebben afgezien. Namen als Virenque, Riis, Yates, Jalabert, Indurain, Van Bon, enz ... Allemaal kom ik ze tegen op straat.

Tijdens de 20 minuten dat ik boven in het dorp ben, stuur ik vlug wat postkaartjes naar familie. En dan is het weer tijd om te vertrekken, want het is ondertussen al bijna 16u15. Twee uur later, en met 150 km in de benen kom ik aan in de JHB van Grenoble. Hier eindigt mijn Alpen-avontuur, terwijl ik de laatste 35 km in de regen moest rijden.

Het incident

Zondag ben ik reeds om 13.40 uur ter bestemming, in Vienne, waar ik tevens een laatste rustdag heb gepland. En die avond gebeurt er iets dat ik nog lang zal onthouden.

Na mijn avondeten ga ik op verkenning in de stad, met de fiets. Doordat het zondag is, zijn weinig mensen buiten op straat te zien. Een stadsplannetje heb ik ook niet, zodat ik nooit precies weet waar ik zal terechtkomen. Alles doe ik met het gedacht "Ik zie wel waar ik uitkom." En dat is me dus misvallen.

Ik rijd ergens in een duister steegje, in de hoop weer op een grotere baan terecht te komen. Maar wat blijkt? Het steegje loopt dood, dus maak ik rechtsomkeer. Dan zie ik 3 jonge kerels van vreemde oorsprong op me af komen. Ik schat dat ze een jaar of 15 zijn. Eerst zijn ze zeer vriendelijk. Ze vragen wie ik ben, waar ik werk, of ik een toffe reis heb, enz... Nietsvermoedend vertel ik hen alles wat ze willen weten, tot ze moeilijk beginnen doen. Eén jongen stelt zich vóór mij, klemt mijn voorwiel tussen zijn benen, en begint aan mijn stuurzakje te prutsen; waar mijn geld, papieren en foto-apparaat in zitten. De twee anderen staan naast me, en houden m'n armen vast. Dan pas ruik ik onraad (naïef als ik ben) en probeer m'n belagers weg te duwen. Ze laten zich niet doen en worden agressief. Wegrijden kan niet, vermits die ene jongen nog steeds m'n wiel klemt tussen z'n benen. Even denk ik om een vuistslag uit te delen, maar ik houd me in, ze zijn tenslotte met drie; en wie weet wat er dan gebeurt met mij? Door de ongewone situatie begin ik lichtjes te paniekeren, en ben ongelofelijk blij wanneer ik wat verderop mensen zie wandelen. Ik roep om hulp en mijn overvallers verdwijnen zo rap of tellen. Nog altijd verward door het voorval rijd ik snel weg, bedank even mijn redders, en spurt dan rechtstreeks naar de JHB. Ik ben er een tijdje niet goed van. Alhoewel ik het achteraf gezien best wel spannend vond.

Het spreekt voor zich dat ik de dag erna, tijdens m'n rustdag, alleen maar langs betrouwbare wegen ga wandelen en fietsen, in het centrum van de stad, waar uiteindelijk niets te zien is. Een dag om vlug te vergeten.

Huiswaarts

Terug thuis...
De volgende rit is er eveneens één om snel uit m'n geheugen te wissen. Eerst en vooral is er onderweg niks te zien, ten tweede regent het een ganse dag, en ten derde raak ik m'n weg kwijt in de buurt van Lyon. Het slechte weer blijft woensdag ook aanhouden, hoewel er dan geen regen valt. Maar op lange rechte wegen fietsen, zonder te kunnen genieten van de zon, en met nog wat koude tegenwind, is absoluut geen pretje.

Het komt erop neer dat ik vanaf het incident in Vienne liefst zo snel mogelijk naar huis wil. Via Châlons sur Saône, Langres, Châlons sur Marne en Chauny ben ik op 4 dagen al 619 km dichter bij huis. M'n laatste rit, op zaterdag 12 augustus 1995, is de langste en snelste geworden. Met een gemiddelde snelheid van 26,5 km/u leg ik de laatste 204 km van m'n reis af. Omdat ik per se een rit van meer dan 200 km wil, rijd ik zelfs een omweg langs Oudenaarde en Gent, terwijl het langs Zwalm en Zottegem korter is. Maar wat voor mij tenslotte telt, is dat ik een schitterende reis heb gehad, met hoogtes en laagtes, en dat ik een mooie ervaring rijker ben.